Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Ik ben met een zeer groten toorn vertoornd [42]tegen die geruste heidenen; want Ik was een weinig [43]toornig, maar zij hebben ten kwade geholpen. 42. Dat is, tegen de Chaldeen of Babyloniers en hunne aanhangers, die nu in rust en vrede zitten, middelerwijl mijn volk geplaagd wordt. Zie vs.11. 43. Te weten, op het Joodse volk; Alsof God zeide: Zij zien niet op mijn wil of voornemen, die was mijn volk vaderlijk te kastijden om het tot boete en bekering te brengen, maar al hun doen en trachten strekt daarheen om mijn volk ganselijk te verderven en uit te roeien; zie Jes.10:7, en Jes.47:6; zie ook Ps.83:4,5; Jer.30:11; Ezech.25:3,6.